Inleiding

De beroepscode wil een richtlijn zijn voor het kwalitatief uitvoeren van de taak van een tolk Vlaamse Gebarentaal. Deze taak is omschreven in het beroepscompetentieprofiel tolk Vlaamse Gebarentaal, opgesteld door de SERV (verwijzing toevoegen).

Ontstaan

Deze beroepscode is een herziening van de “Deontologische code in Welzijn en Werk voor tolk voor doven en slechthorenden”. De deontologische code bestaat sinds de jaren ‘90. In 2011 besliste de Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal dat de code toe was aan een actualisering. Dit gebeurde in de schoot van de subcommissie tolken VGT. De herziene code kwam tot stand in samenwerking met de Beroepsvereniging Vlaamse Tolken Gebarentaal (BVGT). De finale versie, zoals ze hier wordt gepresenteerd werd door de Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal bekrachtigd in december 2012. Zowel het beroep tolk Vlaamse Gebarentaal als de beroepscode zijn constant in evolutie en de code kan dus ten allen tijde veranderen, indien het beroepsveld en de gebruikers dit als noodzakelijk beschouwen.

De algemene principes:

Principe 1: voordat een tolk een opdracht aanneemt moet hij/zij nagaan of hij/zij zich binnen de opdracht aan de beroepscode kan houden en of hij/zij de opdracht aankan.

Principe 2: de tolk zorgt voor een professionele en gelijkwaardige relatie tot de (horende en dove) gebruiker.

Principe 3: de tolk zorgt er voor dat de partijen tot effectieve communicatie komen.

Principe 4: de tolk houdt zich aan de zwijgplicht en meldingsplicht.

Principe 5: de tolk moet gepast betaald worden voor geleverde prestaties.

Principe 6: de tolk is verantwoordelijk voor zijn eigen kwaliteit van tolken.

Principe 7: de tolk gaat op een gepaste manier om met zijn collega’s en met stagiaires.

Principe 8: de tolk gedraagt zich zodanig dat hij/zij zichzelf, de klant en het beroep eer aandoet.

Principe 1: het aannemen van de tolkopdracht

Voordat een tolk een opdracht aanneemt moet hij/zij nagaan of hij/zij zich binnen de opdracht aan de beroepscode kan houden en of hij/zij de opdracht aankan. Zo gaat de tolk bij het aannemen van een opdracht na of hij/zij over de nodige vaardigheden en kennis beschikt om de opdracht op een professionele en kwaliteitsvolle manier uit te voeren.

Daarnaast vraagt de tolk zich bij het aannemen van een opdracht af of hij/zij niet gehinderd zal worden in de kwaliteitsvolle uitvoering van de opdracht door persoonlijke maatschappelijke en ethische opvattingen.

Ook gaat de tolk bij het aannemen van een opdracht na of hij/zij niet gehinderd zal worden in de kwaliteitsvolle uitvoering van de opdracht door een persoonlijke relatie met de gebruiker.

Hierbij stelt de tolk zich de volgende vragen:

  • ben ik voor de opdracht voldoende deskundig?
  • beschik ik over voldoende vaardigheden?
  • kan ik met mijn eigen maatschappelijke en ethische opvattingen de opdracht goed uitvoeren?

Als de tolk één van deze drie vragen ontkennend moet beantwoorden, dan moet hij/zij de opdracht afwijzen.

De tolk bereidt zich op tijd ter dege voor op de uit te voeren opdracht.

Principe 2: de relatie tot de gebruiker

De tolk maakt in aandacht en houding geen verschil tussen dove en horende gebruikers.

Bij problemen, discussies of onduidelijkheden die zich voordoen tijdens de tolkopdracht, kunnen zowel de tolk als gebruiker verwijzen naar wat in de deontologische code is vastgelegd.

Tijdens de opdracht, is de tolk niet verplicht om andere taken uit te voeren buiten het tolken, tenzij deze andere taken bijdragen tot het doel van het tolken: effectieve communicatie.

Principe 3: de tolksituatie

De tolk zorgt er voor dat de partijen tot effectieve communicatie komen. De boodschap wordt naar betekenis getolkt en hierbij wordt ook de intentie van de gebruiker meegenomen. De tolk houdt hierbij rekening met taalkundige en culturele verschillen.

De tolk begrijpt en beseft wat de eigen verantwoordelijkheden met betrekking tot een tolksituatie zijn en de mogelijke gevolgen.

De tolk heeft het recht om ongestoord te werken en meldt het aan de gebruikers indien bepaalde omstandigheden dit in de weg staan. Dit kunnen externe factoren zijn of inhoudelijke factoren (de te tolken boodschap).

Als de tolk een fout maakt tijdens het tolken zet hij/zij deze fout onmiddellijk recht. Wanneer tijdens het tolken zaken onduidelijk zijn dan vraagt de tolk om herhaling, herformulering of uitleg. Wanneer tijdens het tolken de hoeveelheid te tolken informatie te groot wordt, dan vraagt de tolk aan de persoon die het woord voert om te pauzeren, en vervolgens om verder te gaan.

De tolk stelt zich qua houding, gedrag en uiterlijk zodanig op dat de aandacht voor het tolken zelf niet gestoord wordt.

De tolk past het taalgebruik aan conform de situatie en op een dergelijke manier om tot effectieve communicatie te komen.

Uit respect voor de gebruiker zal een tolk een aangenomen opdracht niet zonder overleg met de gebruiker doorgeven aan een andere collega.

De tolk zal evenmin macht of invloed uitoefenen over de gebruiker.

Principe 4: zwijgplicht en meldingsplicht

Alle informatie over een aangeboden tolkopdracht en een aangenomen tolkopdracht wordt als vertrouwelijk beschouwd. Dit betekent dat de tolk zwijgplicht heeft. De tolk bewaart strikte geheimhouding over informatie die betrekking heeft op de tolkopdracht, zowel informatie die hij/zij voor of tijdens een tolksituatie verneemt. Tolken dienen te zwijgen over alle informatie die met de opdracht te maken heeft, met inbegrip van het feit dat er dienst verleend wordt. Een uitzondering stelt zich indien een tolk een bepaalde situatie wenst te bespreken met een andere tolk in het kader van intervisie. Het gaat hier dan om een gedeeld beroepsgeheim waarbij beide tolken gebonden zijn aan de beroepscode. Een dergelijke casus wordt anoniem besproken en enkel relevante informatie wordt gedeeld.

Daarnaast dient de tolk ook de meldingsplicht te respecteren. Als de tolk tijdens de beroepsuitoefening informatie krijgt waaruit blijkt dat het mentaal of fysiek welzijn van derden in gevaar kan komen of dat zelfs hun leven in gevaar kan zijn dan moet de tolk dit aan de daartoe aangewezen instanties melden. Wanneer een wet vrijgave van de informatie oplegt dan moet de gevraagde informatie vrijgegeven worden.

Principe 5: de betaling

Indien de opdrachten bemiddeld worden door een bemiddelingsdienst, dan ligt de betaling van de Vlaamse tolk vast volgens wettelijke barema’s. Wordt de tolk echter gevraagd vanuit een privé-instantie, dan mag hij onderhandelen over zijn betaling.

Principe 6: kennis op peil houden

De tolk is verantwoordelijk voor zijn eigen kwaliteit van tolken. Hij/zij is ook verantwoordelijk om de kwaliteit op peil te houden en op niveau.

Principe 7: contact met collega’s / stagiaires

De tolk gaat op een gepaste manier om met zijn collega’s en met stagiaires. Men is beleefd, respectvol, eerlijk en betrouwbaar. De tolk deelt zijn kennis met collega’s/stagiaires, moedigt hun ontwikkeling aan en levert daarvoor opbouwende kritiek. De tolk onthoudt zich van het leveren van kritiek die de reputatie van collega’s/stagiaires kan schaden.

Principe 8: gepast gedrag

De tolk gedraagt zich zodanig dat hij/zij zichzelf, de klant en het beroep eer aandoet. De term ‘gepast’ houdt in dat een tolk zowel door kledij als door gedrag niet opvalt of de aandacht afleidt.